Als je nog niet zo lang cello speelt heb je geleerd om alle vingers een halve afstand van elkaar op de cellohals te zetten. Na loop van tijd leer je er ook nieuwe noten bij, bijvoorbeeld de noot ‘cis’ op de G-snaar. Als je die noot wilt gaan spelen dan verplaats je de eerste, tweede, derde, vierde vinger en je duim naar beneden. Je maakt dan met je hand de grote greep.
Bekijk hieronder mijn filmpje over de grote greep:
Wat zie je in de video:
In de video zie je de uitleg hoe je de grote greep maakt. Dit laat ik zien op de D – snaar. Natuurlijk kun je greep ook toepassen op de A, G en C-snaar. Hieronder zie je een overzicht van welke noten op de snaar zitten met de kleine of grote greep. Tussen de haakjes staan de vingers die je gebruikt. Bij de grote greep zie je een “x” staan dat betekend dat er een grote afstand komt tussen je eerste en tweede vinger (grote greep). Deze notatie wordt ook in de (meeste)lesmethodes gebruikt.
KLEINE greep
A – snaar b, cis, d (1, 3, 4)
D – snaar e, fis, g (1, 3,4 )
G – snaar a, b, c (1, 3, 4)
C – snaar d, e, f (1, 3, 4)
GROTE greep
A – snaar b, cis, dis (1 x 2, 4)
D – snaar e, fis, gis (1 x 2, 4 )
G – snaar a, b, cis (1 x 2, 4)
C – snaar d, e, fis (1 x 2, 4)
Als je de de vingers op je cello zet wen jezelf er dan aan dat je altijd weet welke noten er onder je vingers zitten. Zo weet je altijd welke noten er klaar staan en hoef je niet in de war te raken als je de grote greep gaat maken of later met positie wissels bezig gaat. Je weet dan immers waar je zit op je cello en waarom je je vingers juist daar neer zet.
Als dit wilt oefenen kun je jezelf de opdracht geven om de notennamen te noemen terwijl je je vingers op de snaar zet. Als dit goed gaat maak het jezelf dan wat moeilijker en speel de noten dan door elkaar en zelfs misschien wel op verschillende snaren.