Beschrijving
Het Adagio uit het cello concert voor 4 cello’s. Dit is een bewerking van het beroemde cello concert van Edward Elgar. Ik denk dat de meesten van jullie het wel kennen van de versies gespeeld door celliste Jaqueline Du Pré (1945-1987). In het filmpje hieronder hoor je vanaf 12:56 het adagio, gespeeld door Jacqueline du Pré.
Deze uitgave heeft een partituur en 4 losse partijen.
Achtergronden bij het Celloconcert opus 85 van Elgar
Elgar schreef het celloconcert tijdens de zomer van 1919 in zijn afgezonderd gelegen tuinhuisje met de naam “Brinkwells”, waar hij een aantal jaren daarvoor ’s nachts het gerommel van artillerie hoorde over Het Kanaal. In 1918 werd Elgar op zestig jarige leeftijd geopereerd aan zijn amandelen, toen nog een gevaarlijke operatie voor iemand van die leeftijd. Terwijl hij bijkwam van deze operatie heeft hij het eerste thema voor het celloconcert geschreven.
In 1918 schreef hij drie kamermuziek werken, die (volgens zijn vrouw) verschilden van zijn eerdere werken. Na de première van die drie stukken, in de lente van 1919, begon hij met het schrijven van dit celloconcert.
De première, 1919 in de Queen’s Hall in Londen, werd verzorgd door cello solist Felix Salmond met het London Symphony Orchestra. Elgar zelf dirigeerde. Na het overlijden van zijn vrouw, een paar maanden later, besloot Elgar te stoppen met componeren.
Het cello concert bestaat uit vier delen
- Adagio — Moderato
- Lento — Allegro molto
- Adagio
- Allegro — Moderato — Allegro, ma non troppo — Poco più lento — Adagio
Het concert opent met een dramatisch stuk voor de solo cello en daarna een korte cadenza. Het hoofdthema wordt door de altviolen geïntroduceerd. Dit wordt daarna overgenomen door de solo cello, die het nóg dramatischer maakt. Het orkest herhaalt weer, en de cello komt met het finale stuk. De solo cello speelt hierop een aantal prachtige wegvloeiende pizzicato arpeggio’s. Een kleine cadenza volgt weer. Hierna volgt het slot, dat gelijk overgaat in het lichtere tweede deel.
Het tweede deel is vrolijker en uit dit stuk spreekt meer hoop in het concert, met veel zestiende noten.
Het derde deel, het adagio wat is bewerkt voor vier cello’s in dit boek, begint en eindigt met een melodie voor het hele orkest, die uiteen valt voor de solo cello. Er ontstaat een nostalgisch effect, door het thema, dat door het hele deel loopt.
Het derde deel loopt meteen door in het vierde deel, waardoor een duidelijk contrast ontstaat. Van het lieflijke derde deel naar het meer rebelse vierde deel. Tegen het einde van het concert verlaagt het tempo in het ‘Poco più lento’ deel, waar een nieuw thema verschijnt. Aan het eind van het vierde deel wordt de opening van het eerste deel herhaald met kleine aanpassingen. Dit vloeit dan weer door in een herhaling van het hoofddthema van het vierde deel. En dat besluit het celloconcert.